Zoals ik reeds vertelde zou het vorige blog een vervolg hebben, bij deze. Als je het vorige blog goed begrepen hebt, is het ook duidelijk waarom ik deze twee artikelnummers uit het Burgerlijk Wetboek eraan gekoppeld heb. Intimiteit gaat namelijk over de vrije keuze om de ander jouw grenzen te laten overschrijden, wanneer een ander jou een verzoek doet om binnen jouw ‘beschermde-gevoel’-zone te komen. De ander mag vanuit jouw vrije keuze een persoonlijke grens van jou overschrijden op een manier die voldoet aan jouw vooraf gestelde waarden vanuit jouw morele kompas bezien; de voorwaarden.
In dat opzicht komt natuurlijk de gerichte wil ook in beeld; immers de gerichte wil geeft aan wat jij wilt in de analogie van de voorwaarden en op welke wijze binnen jouw spectrum van intimiteit een grens en welke grens specifiek overschreden mag worden, waardoor die ander ‘dieper’ in jouw innerlijke belevingswereld treedt. De vrije keuze gaat dus over de mogelijkheden vanuit de opties of keuzemogelijkheden bezien, waarbij de gerichte wil juist over de voorwaarden gaat hoe jij wilt dat iets – een interactie of een handeling of transactie tussen twee of meerdere mensen – dient plaats te vinden; alleen volgens jouw helder gestelde voorwaarden.
In die hoedanigheid zoals ik dat hierboven uiteen gezet heb, begrijp je mogelijk waarom deze twee wetsartikelen prominent zijn als je over de jurisdictie of wel over wetten praat. Het fenomeen ‘de levende mens’ is juist uniek in haar originele bestaansrecht vanuit de functionaliteit van het mens-zijn door specifiek deze twee aspecten; de vrije keuze en de gerichte wil. Hieraan is vrijwel alles in ons dagelijks leven aan op te hangen, simpel doordat de beide aspecten een integraal onderdeel uitmaken van of eigenlijk terug te brengen zijn naar de allereerste vijf rechten van de mens binnen de UVRM. Daarmee is – denk ik – voldoende uitgelegd over de associatie zoals ik deze in de titel verwerkt is.