Woensdag 27 juli was ik afgereisd om namens een BSN-er Acte de Présence te geven tegenover een Officier van Justitie binnenin de Rechtbank Haarlem-Centrum. De hoorzitting aangaande een forse snelheidsovertreding, waarbij een aanhouding had plaats gevonden en was de bestuurder opgeroepen middels diens BSN om tekst en uitleg te geven, waardoor de OvJ op basis van die verklaring de strafmaat of -hoogte zou gaan bepalen.
De zitting tegenover een scherm – zo bleek later – stond gepland om 13:50 uur. Omstreeks 13:25 uur meldde ik mij met de volmacht die door een mens was geautografeerd en waarin vermeld stond dat ik als een mens deze BSN-er mocht vervangen binnenin dit proces. Daartoe moest ik me natuurlijk wel op de juiste manier aanmelden. De week ervoor had ik al een reislogboek/journaal verzonden aan de Rechtbank-Haarlem met de vraag om de schriftelijke autorisatie te overleggen (diens aanstellingsbrief) en dat ik en dat ik als de Persoon: Wilfred-Leonard aanwezig zou zijn. De medewerker aan de balie vroeg mijn om een geldige legitimatie, conform de vraag zoals deze op de uitnodigingsbrief stond. Ik overhandigde haar de 2 documenten, waarom ik legitiem aanwezig was binnenin de Rechtbank-Haarlem-Centrum: de uitnodigingsbrief om een verklaring af te leggen inzake de aanhouding van het te hard rijden tezamen met de volmacht. Deze beide documenten legitimeerden mij om aanwezig te zijn en te mogen handelen. Zij zei verbouwereerd dat ze om een geldige legitimatie vroeg en ik antwoordde dat dit was wat er bedoeld werd, zoals het letterlijk op de brief stond. Ze bleef echter aandringen op een geldige identificatie waarop ik antwoordde dat dit in de uitnodigingsbrief niet vermeld stond alleen: een geldige legitimatie. Ten slotte overhandigde ik haar mijn blauwe Bill-of-Lading, voor de allereerste keer vanuit mijn nieuwe/eigen Corporatie-Structuur-Nummer: 3SRPKS02723834. Ze onderzocht dit en overlegde met haar collega. Ze kon hier niets mee wat mijn BSN was onvindbaar voor haar. Ik zei: ‘Dat klopt, die heb ik niet meer. Dit is het nieuwe document als vervanger, kijk voorin de foto, autografen en dergelijke’.
Het vervolg was dat ze ging overleggen met de betreffende OvJ. Ik mocht plaats nemen in de wachtkamer; als een onderdeel van de kleine ontvangstruimte. Na 5 minuten kwam zij terug met de vraag of ik het kamertje iets verderop in wilde gaan om de OvJ zelf te woord te staan. Ik legde vervolgens uit wat de situatie was, maar zijn respons was dat volgens de wet een geen volmachtnemer mocht optreden binnen dergelijke processen. Ik vroeg hem driemaal naar het specifieke wetsartikelnummer wat geweigerd werd door de OvJ qua duiding. Vervolgens drong hij erop aan dat ik zou vertrekken. In die hoedanigheid zei ik dat ik via de Persoon: Wilfred-Leonard recht had om hier te zijn en dat hij wettelijk verplicht was mij te woord te staan vanuit Art. 6 UVRM en Art. 16 ICCPR. Daar werd uiteraard niet op ingegaan. Gevolg was dat de baliebeambte binnen kwam en mij de vraag stelde om te vertrekken, waarop ik vroeg of dat een vraag was wat zij bevestigde. Ik antwoordde daarop dat mijn antwoord op basis van Art. 1:1 lid 2 BW ‘nee’ was en dat ik bleef zitten. Dat herhaalde zich nog tweemaal waarbij ze bij de derde keer meldde dat ze de politie ging bellen wat zij inderdaad deed. Ik zat niet op dit getrek te wachten en binnen 15 seconden stond ik vanuit het kamertje buiten de deuren, waarbij op dat moment er drie agenten op mij afkwamen en mij enkele vragen stelden. Ik vertelde dat ik gediscrimineerd werd om binnen te zijn en wat zij eraan gingen doen; domme vraag natuurlijk want zij gingen er niets aan doen. Onderwijl had ik dus niet de vooraf gevraagde documenten kunnen ontvangen en had ik mijn eigen documenten vooraf niet kunnen overhandigen. Voordat de klok 13:50 uur aanwees, stond ik al weer buiten.
Onderwijl ging ik de stad in om een enveloppe te kopen, die had ik niet bij me, wel postzegels, een blauwe-inkt-pen en een blauwe-inkt-stempel-kussen. Vervolgens ben ik de documenten gaan bundelen en de enveloppe conform de Postal-Mechanics en Syntax-Grammar-schrijfstijl gaan verwerken. Na ongeveer drie kwartier liep ik terug naar de rechtbank met de vraag of ik binnen mocht komen, nog twee keer herhalend. Dezelfde beambte duidde de ‘ja’ tot drie keer toe met haar duim maar de deuren bleven dicht, Op dat moment kwamen achter mij vandaan dezelfde drie agenten in beeld vergezeld met twee juridische medewerkers (dacht ik en dat klopte). Hun vraag was wat ik kwam doen. Ik zei dat ik gediscrimineerd wat en wederrechtelijk bejegend en dat ik in deze fase dan maar de betreffende documenten nog slechts kwam afgeven, maar dat mij de toegang geweigerd werd. En zo ging dat even door. Ten slotte bood één van de twee juristen aan de enveloppe af te geven aan de balie en ik stemde in terwijl ik alles vastlegde. Toen de enveloppe afgeleverd was, bevestigde ik de agenten en de juristen dat ik nu weg zou gaan en dat zij zich dienden te schamen over een dergelijk crimineel instituut. En zo geschiedde, althans mijn vertrek. De volgende dag heb ik de klachtenbrief verzonden met de overtredingen van deze Officier van Justitie. Tot op heden is een respons hierop nog uitgebleven. Het moge duidelijk zijn dat elke vervolgstap van deze OvJ nietig verklaard zal worden, daar op generlei wijze een toelichting was kunnen geven via de Persoon namens de BSN die ik vertegenwoordigde. Wederom is duidelijk hoe vast deze mensen van rechtbanken zitten in hun denken – de taakgerichte plichtsvervullers – en daarmee hun blokkering van het verstandig kunnen denken voor zichzelf. Het systeem met de rechtspraak moet beschermd worden tegen mensen met mensenrechten. Dat voor nu, zo blijkt het systeem vast te lopen als je consequent blijft in je correctheid en zonder BSN hen benadert. Rechtbanken kunnen dan helemaal niets (meer) behalve dwang gebruiken en wellicht later beschikkingen uitschrijven die de internationale rechten en wetten negeren. Dan volgt mijn vraag wat de waarde van een dergelijke beschikking is; het antwoord moge helder zijn.